Beschrijf verschillende soorten vakanties en activiteiten.
(Descrivi diversi tipi di vacanze e attività.)
Bespreek de vervoersmiddelen die worden gebruikt om je reisbestemming te bereiken.
(Discuti i mezzi di trasporto utilizzati per raggiungere la tua destinazione di viaggio)
Ken gangbare vakantiebestemmingen in het gastland.
(Conosci le destinazioni turistiche comuni nel paese del tuo ospite.)
Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het'(Verbi con '(om) te', 'laten' e 'aan het')
Het incheckproces voor uw vlucht: op de luchthaven en online.
(Il processo di check-in per il tuo volo: in aeroporto e online.)
Vraag naar informatie over vluchtschema's en terminals.
(Chiedi informazioni sugli orari dei voli e sui terminal.)
Door de beveiliging gaan en de veiligheidsinstructies begrijpen.
(Passare attraverso i controlli di sicurezza e comprendere le istruzioni di sicurezza.)
Algemene zinsbouw
(Struttura generale delle frasi)
Praat over je universitaire studie of doelen.
(Parla dei tuoi studi universitari o obiettivi.)
Ken de woordenschat over hoger onderwijs.
(Conoscere il vocabolario sull'istruzione superiore.)
Leer het hoger onderwijssysteem en de instellingen van je nieuwe land kennen.
(Conosci il sistema dell'istruzione superiore e le istituzioni del tuo nuovo paese.)
Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)(Indicazioni temporali nel onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week))
Bespreek een advertentie voor een huis of appartement die je zojuist hebt gezien.
(Discuta di un annuncio per una casa o un appartamento che hai appena visto.)
Bespreek de aankoop van een nieuw huis of appartement.
(Discutere l'acquisto di una nuova casa o appartamento.)
Praat over activiteiten en veranderingen in levensstijl nadat je met pensioen bent gegaan.
(Parla delle attività e dei cambiamenti dello stile di vita dopo il pensionamento.)
Praten over lopende acties in de toekomst.
(Parlare delle azioni in corso nel futuro.)