Vocabolario (12)

 De ambassade: L'ambasciata (Olandese)

De ambassade

Mostra

L'ambasciata Mostra

 Stelen (rubare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Stelen

Mostra

Rubare Mostra

 Kwijt: perso (Olandese)

Kwijt

Mostra

Perso Mostra

 Verdwaald: perso (Olandese)

Verdwaald

Mostra

Perso Mostra

 De ramp: Il disastro (Olandese)

De ramp

Mostra

Il disastro Mostra

 Om hulp vragen: chiedere aiuto (Olandese)

Om hulp vragen

Mostra

Chiedere aiuto Mostra

 De reisverzekering: l'assicurazione di viaggio (Olandese)

De reisverzekering

Mostra

L'assicurazione di viaggio Mostra

 Het ongeluk: L'incidente (Olandese)

Het ongeluk

Mostra

L'incidente Mostra

 De politie: La polizia (Olandese)

De politie

Mostra

La polizia Mostra

 Het politiebureau: la stazione di polizia (Olandese)

Het politiebureau

Mostra

La stazione di polizia Mostra

 De website: Il sito web (Olandese)

De website

Mostra

Il sito web Mostra

 Denken (pensare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Denken

Mostra

Pensare Mostra

Esercizi

Questi esercizi possono essere fatti insieme durante le lezioni di conversazione o come compiti a casa.

Esercizio 1: Tradurre e usare in una frase

Istruzione: Scegli una parola, traducila e usala in una frase o dialogo.

1

Het ongeluk


L'incidente

2

Denken


Pensare

3

Kwijt


Perso

4

De website


Il sito web

5

Stelen


Rubare

Oefening 2: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Wat voor nare dingen kunnen er op een reis gebeuren? (Quali brutte cose possono succedere durante un viaggio?)
  2. Wat kun je doen als het jou overkomt? (Cosa puoi fare quando succede a te?)
  3. Is een van die situaties ooit bij u gebeurd? (Ti è mai capitata una di quelle situazioni?)

Linee guida per l'insegnamento +/- 10 minuti

Esempi di frasi:

Je geld kan gestolen worden.

I tuoi soldi possono essere rubati.

Iemand kan je tas stelen.

Qualcuno può rubarti la borsa.

Je kunt verdwalen tijdens een wandeltocht.

Ti puoi perdere durante un'escursione.

Je kunt altijd mensen om hulp vragen.

Puoi sempre chiedere aiuto alle persone.

Het is belangrijk om een reisverzekering te hebben.

È importante avere un'assicurazione di viaggio.

Ik ben mijn telefoon al eens kwijtgeraakt.

Ho già perso il telefono una volta.

...

Esercizio 3: Carte di dialogo

Istruzione: Seleziona una situazione e pratica la conversazione con il tuo insegnante o con i compagni di classe.

Esercizio 4: Scelta multipla

Istruzione: Scegli la soluzione corretta

1. Ik ben mijn paspoort _____ tijdens mijn vakantie in Nederland.

(Ho _____ il mio passaporto durante la mia vacanza nei Paesi Bassi.)

2. Gelukkig heb ik de politie _____ om de diefstal te melden.

(Per fortuna ho _____ la polizia per denunciare il furto.)

3. De agenten hebben mijn verhaal serieus _____ en een rapport geschreven.

(Gli agenti hanno _____ sul serio la mia storia e hanno scritto un rapporto.)

4. Ik heb _____ dat ik mijn portemonnee misschien in het hotel was vergeten.

(Ho _____ che forse avevo dimenticato il mio portafoglio in hotel.)

Esercizio 5: Disastro in vacanza?

Istruzione:

Tijdens onze vakantie in Nederland (Denken - VVT) we nooit problemen verwacht, maar helaas is er iets gebeurd. Mijn tas (Stelen - VVT) toen we op het strand zaten. We (Denken - VVT) dat het misschien bij het politiebureau gemeld moest worden. Daarom (Gaan - VVT) ik (Hebben - VVT) . naar de politie om aangifte te doen. Ze (Hebben - VVT) mijn gegevens zorgvuldig genoteerd. Gelukkig (Hebben - VVT) we een reisverzekering afgesloten, dus ik (Hebben - Tegenwoordige tijd) dat ze ons gaan helpen met de kosten.


Durante la nostra vacanza nei Paesi Bassi avevamo (Pensare - Passato prossimo) mai previsto problemi, ma purtroppo è successo qualcosa. La mia borsa è stata rubata (Rubare - Passato prossimo) quando eravamo seduti sulla spiaggia. Pensavamo (Pensare - Passato prossimo) che forse doveva essere segnalato presso il commissariato di polizia. Perciò sono andato (Andare - Passato prossimo) alla polizia per fare denuncia. Hanno annotato (Avere - Passato prossimo) accuratamente i miei dati. Fortunatamente abbiamo stipulato un'assicurazione di viaggio, quindi io spero (Avere - Presente) che ci aiutino con le spese.

Tabelle dei verbi

Denken - Pensare

Voltooid verleden tijd (VVT)

  • Ik heb gedacht
  • Jij hebt gedacht
  • Hij/zij/het heeft gedacht
  • Wij hebben gedacht
  • Jullie hebben gedacht
  • Zij hebben gedacht

Stelen - Rubare

Voltooid verleden tijd (VVT)

  • Ik ben gestolen
  • Jij bent gestolen
  • Hij/zij/het is gestolen
  • Wij zijn gestolen
  • Jullie zijn gestolen
  • Zij zijn gestolen

Gaan - Andare

Voltooid verleden tijd (VVT)

  • Ik ben gegaan
  • Jij bent gegaan
  • Hij/zij/het is gegaan
  • Wij zijn gegaan
  • Jullie zijn gegaan
  • Zij zijn gegaan

Hebben - Avere

Voltooid verleden tijd (VVT)

  • Ik heb gehad
  • Jij hebt gehad
  • Hij/zij/het heeft gehad
  • Wij hebben gehad
  • Jullie hebben gehad
  • Zij hebben gehad

Hebben - Avere

Tegenwoordige tijd

  • Ik heb
  • Jij hebt
  • Hij/zij/het heeft
  • Wij hebben
  • Jullie hebben
  • Zij hebben

Esercizio 6: Onregelmatige voltooid deelwoorden

Istruzione: Inserisci la parola corretta.

Grammatica: Participi passati irregolari

Mostra la traduzione Mostra le risposte

politie, gedaan, gebracht, gegaan, gevonden, gehad, geweest, gedacht

1. Gaan:
We zijn naar het ziekenhuis ... vlak na het ongeluk.
(Siamo andati in ospedale subito dopo l'incidente.)
2. Brengen:
Hij heeft zijn documenten niet ... naar de ambassade.
(Non ha portato i suoi documenti all'ambasciata.)
3. Vinden:
De politie heeft het verloren voorwerp ....
(La polizia ha trovato l'oggetto smarrito.)
4. Bedenken:
We hebben eindelijk een oplossing ... voor het probleem.
(Abbiamo finalmente trovato una soluzione al problema.)
5. Denken:
Wij hebben lang over de reis ....
(Abbiamo pensato a lungo al viaggio.)
6. Zijn:
Mijn telefoon is lang kwijt ...
(Il mio telefono è stato perso a lungo)
7. Doen:
De ... heeft haar werk snel ... na de ramp.
(La polizia ha fatto il suo lavoro rapidamente dopo il disastro.)

Grammatica

Non è la cosa più entusiasmante, lo ammettiamo, ma è assolutamente essenziale (e promettiamo che ne varrà la pena)!

Tabelle di coniugazione dei verbi per questa lezione

Stelen rubare

Voltooid verleden tijd (VVT)

Olandese Italiano
ik heb gestolen ho rubato
jij hebt gestolen / heb je gestolen tu hai rubato / hai rubato
(hij/zij/het) hij heeft gestolen lui ha rubato
wij hebben gestolen noi abbiamo rubato
jullie hebben gestolen voi avete rubato
zij hebben gestolen loro hanno rubato

Esercizi ed esempio

Denken pensare

Voltooid verleden tijd (VVT)

Olandese Italiano
ik had gedacht io ho pensato
jij had gedacht / had jij gedacht tu avevi pensato / avevi pensato tu
hij/zij/het had gedacht lui/lei/esso aveva pensato
wij hadden gedacht noi avevamo pensato
jullie hadden gedacht voi avevate pensato
zij hadden gedacht loro hanno pensato

Esercizi ed esempio

Non vedi progressi quando studi da solo? Studia questo materiale con un insegnante certificato!

Vuoi esercitarti in olandese oggi? È possibile! Contatta uno dei nostri insegnanti oggi stesso.

Iscriviti ora!

Queste lezioni non sarebbero possibili senza i nostri straordinari partner🙏