Zijn (essere) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Imperfetto, indicativo) Condividi Copiato!
Zijn - Coniugazione di Essere in olandese: Tabella di coniugazione, esempi ed esercizi nel tempo trapassato prossimo, modo indicativo (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).
Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Imperfetto, indicativo)
Tutte le coniugazioni e i tempi: Zijn (essere) - Coniugazione dei verbi ed esercizi
Programma: lezione di olandese - Groeten en afscheid (Saluti e arrivederci)
Coniugazione del verbo essere al passato imperfetto
| Olandese | Italiano |
|---|---|
| (ik) was | io ero |
| (jij) was / wa(e)r | tu eri |
| (hij/zij/het) was | lui/lei/esso era |
| (wij) waren | noi eravamo |
| (jullie) waren | voi eravate |
| (zij) waren | loro erano |
Frasi di esempio
| Olandese | Italiano |
|---|---|
| Ik was altijd zenuwachtig voor de toets op de middelbare school. | Ero sempre nervoso per la verifica a scuola superiore. |
| Jij was vaak aanwezig in het klaslokaal tijdens de lessen. | Eri spesso presente in classe durante le lezioni. |
| Hij was trots op zijn goede cijfers in de kindertijd. | Era orgoglioso dei suoi buoni voti durante l'infanzia. |
| Wij waren blij met de ervaring op de basisschool vorig jaar. | Eravamo felici dell'esperienza alla scuola elementare l'anno scorso. |
| Jullie waren geïnteresseerd in de nostalgie van de herinneringen. | Eravate interessati alla nostalgia dei ricordi. |
| Zij waren vergeten zich in te schrijven voor het volgende schooljaar. | Avevano dimenticato di iscriversi per l'anno scolastico successivo. |
Esercizio: Coniugazione verbale
Istruzione: Scegli la forma corretta.
waren, was
1.
Jij ... vaak aanwezig in het klaslokaal tijdens de lessen.
(Eri spesso presente in classe durante le lezioni.)
2.
Ik ... altijd zenuwachtig voor de toets op de middelbare school.
(Ero sempre nervoso per la verifica a scuola superiore.)
3.
Wij ... blij met de ervaring op de basisschool vorig jaar.
(Eravamo felici dell'esperienza alla scuola elementare l'anno scorso.)
4.
Hij ... trots op zijn goede cijfers in de kindertijd.
(Era orgoglioso dei suoi buoni voti durante l'infanzia.)
5.
Zij ... vergeten zich in te schrijven voor het volgende schooljaar.
(Avevano dimenticato di iscriversi per l'anno scolastico successivo.)
6.
Jullie ... geïnteresseerd in de nostalgie van de herinneringen.
(Eravate interessati alla nostalgia dei ricordi.)