10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione

Rennen (correre) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Coniugazione di rennen (correre) per tutti i tempi verbali con frasi di esempio ed esercizi.

Rennen (correre) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Materiali didattici che implementano questo verbo:

Livello: A2

Modulo 4: Levensstijl (Stile di vita)

Lezione 28: Oefening en levensstijl (Esercizio e stile di vita)

Infinitief Voltooid deelwoord
Rennen (correre) Gerend (corso)

Tempi verbali

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Olandese Italiano
(ik) ren io corro
(jij) rent/ren tu corri
(hij/zij/het) rent lui/lei/esso corre
(wij) rennen noi corriamo
(jullie) rennen voi correte
(zij) rennen loro corrono

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Olandese Italiano
(ik) rende io correvo
(jij) rende/rendde tu correvi
(hij/zij/het) rende lui/lei/esso corse
(wij) renden noi avemmo corso
(jullie) renden voi correste
(zij) renden loro corsero

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Olandese Italiano
(ik) heb gerend io ho corso
(jij) hebt/ hebt gerend tu hai corso
(hij/zij/het) heeft gerend lui/lei/esso ha corso
(wij) hebben gerend noi abbiamo corso
(jullie) hebben gerend voi avete corso
(zij) hebben gerend loro hanno corso

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Olandese Italiano
ik ben gerend io ho corso
jij bent gerend / jij bent gerend tu hai corso
(hij/zij/het) hij is gerend lui ha corso
wij zijn gerend noi abbiamo corso
jullie zijn gerend voi avete corso
zij zijn gerend loro hanno corso

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Olandese Italiano
(ik) zal rennen/zal aan het rennen zijn io correrò/io starò correndo
(jij) zal rennen/zal aan het rennen zijn tu correrai
(hij/zij/het) zal rennen/zal aan het rennen zijn lui/lei/esso correrà
(wij) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn noi correremo/saremo a correre
(jullie) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn voi correrete/voi starete correndo
(zij) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn loro correranno

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Olandese Italiano
(ik) zal gerend zijn io avrò corso
(jij) zal/zult gerend zijn tu sarai corso
(hij/zij/het) zal gerend zijn lui/lei/esso sarà corso
(wij) zullen gerend zijn noi saremo corsi
(jullie) zullen gerend zijn voi avrete corso
(zij) zullen gerend zijn loro saranno corsi
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Olandese Italiano
ik zou rennen io correrei
jij zou rennen / zou jij rennen tu correresti / correresti tu
hij/zij/het zou rennen lui/lei/esso correrebbe
wij zouden rennen noi correremmo
jullie zouden rennen voi correreste
zij zouden rennen loro correrebbero

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Olandese Italiano
ik zou gerend hebben io avrei corso
jij zou gerend hebben tu avresti corso
hij/zij/het zou gerend hebben lui/lei/esso avrebbe corso
wij zouden gerend hebben noi avremmo corso
jullie zouden gerend hebben voi avreste corso
zij zouden gerend hebben loro avrebbero corso
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Olandese Italiano
Ren! tu corri