Passen (provare) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente indicativo, indicativo)

 Passen (provare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Passen - Coniugazione di Provare in olandese: tabella di coniugazione, esempi ed esercizi nel tempo presente continuo, modalità indicativa. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente indicativo, indicativo)

Tutte le coniugazioni e i tempi: Passen (provare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Programma: lezione di olandese - In de kledingwinkel (Al negozio d'abbigliamento)

Coniugazione di provare al tempo presente (Onvoltooid tegenwoordige tijd)

Olandese Italiano
(ik) pas io provo
(jij) past/pas tu provi
(hij/zij/het) past lui/lei/esso prova
(wij) passen noi proviamo
(jullie) passen voi provate
(zij) passen loro provano

Frasi di esempio

Olandese Italiano
Ik pas de jas in de winkel. Provo la giacca in negozio.
Pas jij deze spijkerbroek eens aan? Provi questi jeans?
Hij past de trui goed. La maglia gli sta bene.
Wij passen de schoenen samen. Noi proviamo le scarpe insieme.
Jullie passen de maat van het overhemd. Adattate la taglia della camicia.
Zij passen de rok en de bloes. Provano la gonna e la camicetta.

Esercizio: Coniugazione verbale

Istruzione: Scegli la forma corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

pas, past, passen

1.
Jullie de maat van het overhemd.
(Adattate la taglia della camicia.)
2.
Zij de rok en de bloes.
(Provano la gonna e la camicetta.)
3.
Wij de schoenen samen.
(Noi proviamo le scarpe insieme.)
4.
Hij de trui goed.
(La maglia gli sta bene.)
5.
Ik de jas in de winkel.
(Provo la giacca in negozio.)
6.
jij deze spijkerbroek eens aan?
(Provi questi jeans?)