Helpen (aiutare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi Condividi Copiato!

Coniugazione di helpen (aiutare) per tutti i tempi verbali con frasi di esempio ed esercizi.

Materiali didattici che implementano questo verbo:

Livello: A1

Modulo 4: Objecten en mensen beschrijven (Descrivere oggetti e persone)

Lezione 30: Ziekte en pijn (Malattia e dolori)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Helpen (Aiutare)	Geholpen (aiutato)

Tempi verbali

Aantonende wijs

Olandese	Italiano
ik zal geholpen hebben/zou geholpen hebben	io avrò aiutato/avrei aiutato
jij zult geholpen hebben/zal geholpen hebben	tu avrai aiutato
hij/zij/het zal geholpen hebben/zou geholpen hebben	lui/lei/esso avrà aiutato/avrebbe aiutato
wij zullen geholpen hebben/zouden geholpen hebben	noi avremo aiutato
jullie zullen geholpen hebben/zouden geholpen hebben	voi avrete aiutato/avreste aiutato
zij zullen geholpen hebben/zouden geholpen hebben	loro avrebbero aiutato

Olandese	Italiano
ik zal geholpen hebben	io avrò aiutato
jij zult/zal geholpen hebben	tu avrai aiutato
hij/zij/het zal geholpen hebben	lui/lei/esso avrà aiutato
wij zullen geholpen hebben	noi avremo aiutato
jullie zullen geholpen hebben	voi avrete aiutato
zij zullen geholpen hebben	essi avranno aiutato

Conditionele wijs

Olandese	Italiano
ik zou geholpen hebben	io avrei aiutato
jij zou geholpen hebben	tu avresti aiutato
hij/zij/het zou geholpen hebben	lui/lei avrebbe aiutato
wij zouden geholpen hebben	noi avremmo aiutato
jullie zouden geholpen hebben	voi avreste aiutato
zij zouden geholpen hebben	Loro avrebbero aiutato

Imperatief (gebiedende wijs)

Olandese	Italiano
Help!	aiuta