10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione

Participi passati come aggettivi

I participi passati vengono declinati come aggettivi in relazione a un sostantivo, per esempio: 'gedweilde vloer'.

Grammatica: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

A1 Olandese Participio passato come aggettivo

Livello: A1

Modulo 6: De stad en het dorp (La città e il villaggio)

Lezione 39: Eten bestellen en uit eten gaan (Ordinare cibo e uscire a cena)

Linee guida per l'insegnamento +/- 15 minuti

Audio e video

Audio con traduzioni
Audio con traduzioni

  1. I participi passati aggettivali si declinano come altri aggettivi.
  2. Uso di doppia -t o -d a seconda del tema.
 LidwoordRegelVoorbeeld (Esempio)
Enkelvoudde
het		+e
+e		De bestelde taart (La torta ordinata)
Het geboekte hotel (L'hotel prenotato)
Meervoudde+eDe bereide gerechten (I piatti preparati)
Met 'een'bij de-woord
bij het-woord		+e
-		een gereserveerde tafel (un tavolo riservato)
een geleend boek (un libro preso in prestito)

Esercizio 1: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Istruzione: Inserisci la parola corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

geserveerde, bestelde, gedronken, gekookte, geboekte, geplande, gekozen, bereide

1. Plannen:
De ... reservering is bevestigd.
(La prenotazione pianificata è confermata.)
2. Drinken:
De ... koffie was te sterk.
(Il caffè bevuto era troppo forte.)
3. Kiezen:
Het ... hoofdgerecht was niet lekker.
(Il piatto principale scelto non era buono.)
4. Bestellen:
De ... taart is heerlijk.
(La torta ordinata è deliziosa.)
5. Boeken:
De ... tafel in het restaurant wordt voor ons klaargemaakt.
(Il tavolo prenotato al ristorante viene preparato per noi.)
6. Koken:
Het ... gerecht is klaar om te eten.
(Il piatto cotto è pronto da mangiare.)
7. Bereiden:
De ... gerechten zijn lekker.
(I piatti preparati sono deliziosi.)
8. Serveren:
Het ... drankje was koud.
(La bevanda servita era fredda.)

Esercizio 2: Tradurre e usare in una frase

Istruzione: Scegli una parola, traducila e usala in una frase o dialogo.

1

bestelde

ha ordinato

2

geplande

prevista

3

bereide

preparati

4

gekozen

scelto