Linee guida per l'insegnamento +/- 15 minuti

Audio e video

  1. Usi il onvoltooid verleden tijd per descrivere qualcosa
  2. De onvoltooid verleden tijd usi per azioni che si sono svolte una subito dopo l'altra.
  3. Usi il onvoltooid verleden tijd quando qualcosa accadeva spesso in precedenza o era un'abitudine.
  4. Finisce il tema con softketchup? Aggiungi -te(n).
  5. Nessun softketchup? Aggiungi -de(n).
  6. Singolare = -te o -de
  7. Il plurale è -ten o -den.
 Werken (lavorare)Voelen (sentire)Wachten (aspettare)Openen (aprire)
ikwerktevoeldewachtteopende
jij, jewerktevoeldewachtteopende
hij, zij, hetwerktevoeldewachtteopende
wij, wewerktenvoeldenwachttenopenden
julliewerktenvoeldenwachttenopenden
zij, zewerktenvoeldenwachttenopenden

Esercizio 1: Onvoltooid verleden tijd: zwakke werkwoorden

Istruzione: Inserisci la parola corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

wandelde, huurden, maakte, bevestigde, probeerde, meldde, leerde, wachtte

1. Proberen:
De ambtenaar ... wakker te blijven tijdens de vergadering.
(Il funzionario cercava di restare sveglio durante la riunione.)
2. Maken:
De ambtenaar ... een kopie van mijn paspoort.
(Il funzionario ha fatto una copia del mio passaporto.)
3. Bevestigen:
Ik ... mijn afspraak via de telefoon.
(Ho confermato il mio appuntamento al telefono.)
4. Wandelen:
Hij ... naar het stadhuis voor zijn afspraak.
(Lui camminò verso il municipio per il suo appuntamento.)
5. Wachten:
Mijn moeder ... een uur op de afspraak.
(Mia madre ha aspettato un'ora per l'appuntamento.)
6. Huren:
Wij ... een woning via een officieel formulier.
(Abbiamo affittato una casa tramite un modulo ufficiale.)
7. Melden:
Ik ... mijn nieuwe baan bij de gemeente.
(Ho segnalato il mio nuovo lavoro al comune.)
8. Leren:
De student ... veel over sociale zekerheid.
(Lo studente imparò molto sulla sicurezza sociale.)

Esercizio 2: Scelta multipla

Istruzione: Scegli la frase corretta al passato prossimo dei verbi deboli. Fai attenzione alla radice e alla desinenza corretta (-te/-ten o -de/-den) per il singolare e il plurale.

1.
Dubbele 't' is fout. Enkelvoud 1e persoon is 'werkte' met één 't'.
Onjuiste uitgang '-de'. De stam eindigt op een zachte medeklinker 'k', dus gebruik je '-te': 'werkte'.
2.
De stam eindigt niet op een zachte medeklinker, dus geen '-ten', maar '-den' in meervoud: 'voelden' is correct.
Foute lettervolgorde en uitgang. Correct is 'voelden' zonder extra letters.
3.
De zin is grammaticaal correct, maar de plaatsing van 'niet' is ongewone en maakt de zin minder natuurlijk.
Dubbele 'd' is niet correct. De correcte uitgang is '-te' bij een stam die eindigt op 't'.
4.
Onjuiste uitgang en lettervolgorde. Correct is 'openden' voor meervoud.
Foute volgorde van letters. De juiste vorm is 'openden'.