- Ci sono verbi regolari che nel passato imperfetto (OVT) subiscono un cambiamento di suono dovuto alle regole dello spostamento vocalico, ma vengono comunque coniugati regolarmente.
- Se la radice termina con una s, ma il verbo completo termina con -zen, allora si aggiunge -den. Per esempio: reizen → reisde(n).
- Se la radice termina con una -f, ma l'intero verbo termina con -ven, si può aggiungere -den alla fine. Per esempio: leven → leefde(n).
- Se alla fine della radice c'è una consonante e alla fine della sillaba della radice c'è una vocale, allora cambiamo la vocale. Per esempio: klagen→ klaagde.
- Se il radice termina con due consonanti uguali, eliminarne una. Per esempio: bakken → bakte
Reizen (Viaggiare) | Leven (vivere) | Klagen (lamentarsi) | Bakken (Cuocere) | |
---|---|---|---|---|
ik | reisde | leefde | klaagde | bakte |
jij, je | reisde | leefde | klaagde | bakte |
hij, zij, het | reisde | leefde | klaagde | bakte |
wij, we | reisden | leefden | klaagden | bakten |
jullie | reisden | leefden | klaagden | bakten |
zij, ze | reisden | leefden | klaagden | bakten |
Esercizio 1: Onvoltooid verleden tijd: regelmatige werkwoorden met klankverandering
Istruzione: Inserisci la parola corretta.
verhuisde, reisde, hoefde, pakte, vreesde, stopte, slaagde
1.
Stoppen:
Het programma ... zonder reden met spelen.
(Il programma si è fermato senza motivo durante la riproduzione.)
2.
Reizen:
De presentatrice ... naar de stad voor een reportage.
(La presentatrice viaggiò in città per un servizio.)
3.
Vrezen:
Iedereen ... het ergste na het horen van het slechte nieuws.
(Tutti temevano il peggio dopo aver sentito le brutte notizie.)
4.
Pakken:
Hij ... snel het verslag van de tafel.
(Prese rapidamente il rapporto dal tavolo.)
5.
Verhuizen:
De presentatrice ... naar de stad voor haar job.
(La presentatrice si trasferì in città per il suo lavoro.)
6.
Hoeven:
De presentator ... niet lang te presenteren.
(Il presentatore non dovette presentare a lungo.)
7.
Slagen:
Zij ... voor het examen en reageerde blij op het nieuws.
(Ha superato l'esame e ha reagito felicemente alla notizia.)
Esercizio 2: Scelta multipla
Istruzione: Scegli la frase corretta nel passato imperfetto (OVT) con verbi regolari che subiscono un cambiamento di suono. Presta molta attenzione all'ortografia e al cambiamento di suono con verbi come 'viaggiare', 'vivere', 'lamentarsi' e 'cuocere'.
1.
'Reezen' is onjuist; de verleden tijd van 'reizen' is 'reisde', zonder klankverandering.
De persoonsvorm klopt niet; bij 'ik' gebruiken we 'reisde' en niet 'reisden'.
2.
'Levden' is verkeerd gespeld; het moet 'leefde' zijn door de klankverandering en regelmatige vervoeging.
Hier is de persoonsvorm fout; 'zij' enkelvoud krijgt 'leefde', niet 'leefden'.
3.
'Klaagden' is meervoud; voor 'hij' moet het enkelvoud 'klaagde' zijn.
Deze zin gebruikt de onjuiste vorm; het moet 'klaagde' zijn in de verleden tijd.
4.
De persoonsvorm klopt niet; voor 'wij' is de juiste vorm 'bakten'.
Dubbele medeklinkers worden niet gehandhaafd; 'bakkten' is fout, het moet 'bakten' zijn.