10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione

Vliegen (volare) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente indicativo, indicativo)

Vliegen (volare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Vliegen - Coniugazione di Volare in olandese: Tabella di coniugazione, esempi ed esercizi nel presente continuo, modo indicativo (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente indicativo, indicativo)

Tutte le coniugazioni e i tempi: Vliegen (volare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Programma: lezione di olandese - Transport (Trasporto)

Coniugazione di volare nel tempo presente

Olandese Italiano
(ik) vlieg io volo
(jij) vliegt/vlieg tu voli
(hij/zij/het) vliegt lui/lei/esso vola
(wij) vliegen noi voliamo
(jullie) vliegen voi volate
(zij) vliegen loro volano

Frasi di esempio

Olandese Italiano
Ik vlieg morgen naar Amsterdam met het vliegtuig. Io volo domani ad Amsterdam in aereo.
Vliegt jij vaak met de bus naar school? Voli spesso con l'autobus a scuola?
Hij vliegt altijd met de trein naar zijn werk. Lui viaggia sempre in treno per andare al lavoro.
Wij vliegen niet, we nemen de auto vandaag. Non voliamo, prendiamo l'auto oggi.
Jullie vliegen soms naar Parijs met het vliegtuig. Voi volate talvolta a Parigi in aereo.
Zij vliegen altijd samen op vakantie naar Spanje. Loro volano sempre insieme in vacanza in Spagna.

Esercizio: Coniugazione verbale

Istruzione: Scegli la forma corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

<strong>vlieg, vliegt, vliegen, vlieg

1.
...t jij vaak met de bus naar school?
(Voli spesso con l'autobus a scuola?)
2.
Ik ... morgen naar amsterdam met het ...tuig.
(Domani volo ad Amsterdam in aereo.)
3.
Hij ... altijd met de trein naar zijn werk.
(Lui viaggia sempre in treno per andare al lavoro.)
4.
Jullie ... soms naar parijs met het vliegtuig.
(Voi volate a Parigi a volte in aereo.)
5.
Wij ... niet, we nemen de auto vandaag.
(Non voliamo, prendiamo l'auto oggi.)
6.
Zij ... altijd samen op vakantie naar spanje.
(Volano sempre insieme in vacanza in Spagna.)