10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione

Veranderen (cambiare) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Perfetto, indicativo)

Veranderen (cambiare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Veranderen - Coniugazione di Cambiare in olandese: Tabella di coniugazione, esempi ed esercizi nel tempo presente perfetto, modo indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Perfetto, indicativo)

Tutte le coniugazioni e i tempi: Veranderen (cambiare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Programma: lezione di olandese - Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Stagioni, mesi e parti dell'anno)

Coniugazione di cambiare al passato prossimo

Olandese Italiano
(ik) heb veranderd io ho cambiato
(jij) hebt veranderd / hebt veranderd tu hai cambiato
(hij/zij/het) heeft veranderd lui/lei/esso ha cambiato
(wij) hebben veranderd noi abbiamo cambiato
(jullie) hebben veranderd voi avete cambiato
(zij) hebben veranderd loro hanno cambiato

Frasi di esempio

Olandese Italiano
Ik heb de taak veranderd in het project. Ho cambiato il compito nel progetto.
Jij hebt het systeem dringend veranderd vandaag. Hai cambiato urgentemente il sistema oggi.
De leider heeft de organisatie veranderd duidelijk. Il leader ha chiaramente cambiato l'organizzazione.
Wij hebben het overleg veranderd voor meer communicatie. Abbiamo cambiato la riunione per migliorare la comunicazione.
Jullie hebben de melding in het systeem veranderd. Avete cambiato la segnalazione nel sistema.
Zij hebben de planning van het project veranderd. Hanno cambiato la pianificazione del progetto.

Esercizio: Coniugazione verbale

Istruzione: Scegli la forma corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

veranderd, heeft, heb, hebt, hebben

1.
Ik ... de taak ... in het project.
(Ho cambiato il compito nel progetto.)
2.
Jullie ... de melding in het systeem ....
(Avete cambiato la segnalazione nel sistema.)
3.
Zij ... de planning van het project ....
(Hanno cambiato la pianificazione del progetto.)
4.
Wij ... het overleg ... voor meer communicatie.
(Abbiamo cambiato la riunione per migliorare la comunicazione.)
5.
Jij ... het systeem dringend ... vandaag.
(Hai cambiato urgentemente il sistema oggi.)
6.
De leider ... de organisatie ... duidelijk.
(Il leader ha chiaramente cambiato l'organizzazione.)