Trouwen (sposarsi) - Coniugazione dei verbi ed esercizi Condividi Copiato!

Coniugazione di trouwen (sposarsi) per tutti i tempi verbali con frasi di esempio ed esercizi.

Materiali didattici che implementano questo verbo:

Livello: A2

Modulo 5: Dagelijks huishouden (Faccende domestiche quotidiane)

Lezione 32: Gezinsplannen (Piani di famiglia)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Trouwen (sposarsi)	Getrouwd (sposato)

Tempi verbali

Aantonende wijs

Olandese	Italiano
ik ben getrouwd	io sono sposato
jij bent getrouwd / ben jij getrouwd	tu sei sposato / sei sposato
hij/zij/het is getrouwd	lui/lei/esso è sposato
wij zijn getrouwd	noi siamo sposati
jullie zijn getrouwd	voi siete sposati
zij zijn getrouwd	loro si sono sposati

Olandese	Italiano
(ik) ben getrouwd / heb getrouwd	io mi sono sposato
(jij) bent getrouwd / hebt getrouwd	tu sei sposato / hai sposato
(hij/zij/het) is getrouwd / heeft getrouwd	lui/lei/esso si è sposato
(wij) zijn getrouwd / hebben getrouwd	noi siamo sposati/ci siamo sposati
(jullie) zijn getrouwd / hebben getrouwd	voi siete sposati/vi siete sposati
(zij) zijn getrouwd / hebben getrouwd	loro si sono sposati

Olandese	Italiano
(ik) zal getrouwd zijn / zal trouwen zijn	io mi sposerò
(jij) zal getrouwd zijn / zal trouwen zijn	tu ti sposerai
(hij/zij/het) zal getrouwd zijn / zal trouwen zijn	lui/lei esso si sposerà
(wij) zullen getrouwd zijn / zullen trouwen zijn	noi ci sposeremo
(jullie) zullen getrouwd zijn / zullen trouwen zijn	voi vi sposerete
(zij) zullen getrouwd zijn / zullen trouwen zijn	loro si sposeranno

Olandese	Italiano
(ik) zal getrouwd zijn / zal zijn getrouwd	Io sarò sposato
(jij) zal getrouwd zijn / zal zijn getrouwd	tu sarai sposato
(hij/zij/het) zal getrouwd zijn / zal zijn getrouwd	lui/lei/esso sarà sposato
(wij) zullen getrouwd zijn / zullen zijn getrouwd	noi saremo sposati
(jullie) zullen getrouwd zijn / zullen zijn getrouwd	voi sarete sposati
(zij) zullen getrouwd zijn / zullen zijn getrouwd	loro saranno sposati

Conditionele wijs

Olandese	Italiano
(ik) zou getrouwd zijn geweest	io mi sarei sposato
(jij) zou getrouwd zijn geweest	tu saresti stato sposato
(hij/zij/het) zou getrouwd zijn geweest	lui/lei/esso si sarebbe sposato
(wij) zouden getrouwd zijn geweest	noi ci saremmo sposati
(jullie) zouden getrouwd zijn geweest	voi vi sareste sposati
(zij) zouden getrouwd zijn geweest	loro si sarebbero sposati

Imperatief (gebiedende wijs)

Olandese	Italiano
Trouw!	Tu sposati