Leren (imparare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Coniugazione di leren (imparare) per tutti i tempi verbali con frasi di esempio ed esercizi.

 Leren (imparare) - Coniugazione dei verbi ed esercizi

Materiali didattici che implementano questo verbo:

Livello: A1

Modulo 1: Jezelf voorstellen (Presentarsi)

Lezione 4: Cijfers en tellen (Numeri e conteggio)

Infinitief Voltooid deelwoord
Leren (Imparare) Geleerd (Imparato)

Tempi verbali

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Olandese Italiano
(ik) leer io imparo
(jij) leert/leer tu impari
(hij/zij/het) leert lui/lei/esso impara
(wij) leren noi impariamo
(jullie) leren voi imparate
(zij) leren loro imparano

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Olandese Italiano
(ik) leerde io imparai
(jij) leerde/leerdest tu imparavi
(hij/zij/het) leerde lui/lei/esso imparò
(wij) leerden noi imparavamo
(jullie) leerden voi imparaste
(zij) leerden loro impararono

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Olandese Italiano
(ik) heb geleerd io ho imparato
(jij) hebt/ heeft geleerd tu hai imparato
(hij/zij/het) heeft geleerd lui/lei/esso ha imparato
(wij) hebben geleerd noi abbiamo imparato
(jullie) hebben geleerd voi avete imparato
(zij) hebben geleerd loro hanno imparato

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Olandese Italiano
(ik) heb geleerd io ho imparato
(jij) hebt geleerd tu hai imparato
(hij/zij/het) heeft geleerd lui/lei/esso ha imparato
(wij) hebben geleerd noi abbiamo imparato
(jullie) hebben geleerd voi avete imparato
(zij) hebben geleerd loro hanno imparato

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Olandese Italiano
(ik) zal leren hebben io imparerò
(jij) zult/zal leren hebben tu imparerai
(hij/zij/het) zal leren hebben lui/lei/esso imparerà
(wij) zullen leren hebben noi impareremo
(jullie) zullen leren hebben voi imparerete
(zij) zullen leren hebben loro impareranno

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Olandese Italiano
(ik) zal/zou hebben geleerd io avrò imparato/io avrei imparato
(jij) zal/zou hebben geleerd tu avrai imparato / tu avresti imparato
(hij/zij/het) zal/zou hebben geleerd lui/lei/esso avrà/avrebbe imparato
(wij) zullen/zouden hebben geleerd noi avremo imparato
(jullie) zullen/zouden hebben geleerd voi avrete imparato/voi avreste imparato
(zij) zullen/zouden hebben geleerd loro avranno imparato
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Olandese Italiano
(ik) zou leren io imparerei
(jij) zou leren tu impareresti
(hij/zij/het) zou leren lui/lei/esso imparerebbe
(wij) zouden leren noi impareremmo
(jullie) zouden leren voi imparereste
(zij) zouden leren loro imparerebbero

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Olandese Italiano
(ik) zou geleerd hebben io avrei imparato
(jij) zou geleerd hebben tu avresti imparato
(hij/zij/het) zou geleerd hebben lui/lei avrebbe imparato
(wij) zouden geleerd hebben noi avremmo imparato
(jullie) zouden geleerd hebben voi avreste imparato
(zij) zouden geleerd hebben loro avrebbero imparato
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Olandese Italiano
Leer! impara