10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione

Verbi riflessivi (lavarsi, radersi)

I verbi riflessivi usano un pronome riflessivo. Esempi: zich wassen, zich scheren.

Grammatica: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

A1 Olandese Verbi riflessivi

Livello: A1

Modulo 3: Dag tot dag (Ogni giorno)

Lezione 16: Dagelijkse routines (Abitudini giornaliere)

Linee guida per l'insegnamento +/- 15 minuti

Audio e video

Audio con traduzioni
Audio con traduzioni

  1. I verbi riflessivi usano 'me', 'je', 'zich' come pronome.
Persoon (Persona)Vervoeging (Coniugazione)Wederkerend voornaamwoord (Pronome riflessivo)
Ikwasme
Jijwastje
Hij/Zijwastzich
Wijwassenons
Julliewassenje
Zijwassenzich

Esercizio 1: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)

Istruzione: Inserisci la parola corretta.

Mostra la traduzione Mostra le risposte

was me, scheert je, vergist zich, wassen zich, haasten je, herinner me, schaamt zich

1. Zich scheren:
Jij ... elke dag voor het werk.
(Ti radi ogni giorno prima del lavoro.)
2. Zich wassen:
Ik ... elke ochtend met koud water.
(Mi lavo ogni mattina con acqua fredda.)
3. Zich vergissen:
Hij ... in de tijd.
(Si sbaglia sull'ora.)
4. Zich schamen:
Hij ... voor zijn fout.
(Si vergogna del suo errore.)
5. Zich wassen:
Zij ... na het sporten.
(Si lavano dopo aver fatto sport.)
6. Zich haasten:
Jullie ... om op tijd op school te komen.
(Vi affrettate per arrivare a scuola in tempo.)
7. Zich herinneren:
Ik ... de afspraak met de dokter.
(Mi ricordo l'appuntamento con il dottore.)

Esercizio 2: Tradurre e usare in una frase

Istruzione: Scegli una parola, traducila e usala in una frase o dialogo.

1

vergist zich

si sbaglia

2

haasten je

vi affrettate

3

herinner me

mi ricordo

4

scheert je

ti radi